Je krijgt van journalisten soms vragen waar je je geen raad mee weet. Wat doe je? Je gebruikt de zogeheten U-bochtconstructie. Die zorgt ervoor dat je binnen een paar tellen weer de controle hebt over het interview. Hoe? Door je antwoord via een beleefde, maar korte erkenning van de vraag, naar je eigen verhaal en boodschap te leiden. Je neemt zo weer het initiatief over en bepaalt waar het gesprek volgens jou wel over zou moeten gaan.
Zeg bijvoorbeeld:
- ‘Dat is een goede vraag. Waar het om gaat is namelijk…’
- of: ‘De vraag waar het eigenlijk om gaat is…’
- of: ‘Zo kun je er naar kijken, maar mijn organisatie vindt dat…’
In alle gevallen zeg je dus niet ronduit ‘nee’ tegen de journalist. Je neemt hem als het ware vriendelijk bij de hand om hem jouw kant uit te leiden. Journalisten maak je meestal niet blij met een U-bocht, maar als je maar consequent terugkomt op je eigen verhaal, zullen ze wel mee moeten. Anders loopt het interview op niks uit en ziet het publiek hem ook als een drammende zeur.
Nog een belangrijke tip voor de omgang met journalisten: nooit boos worden! Journalisten hebben het recht om alles aan je te vragen. Dat doen ze mede namens hun publiek die met dezelfde vragen zitten en waarvan zij de vertegenwoordigers zijn. Ook zal een journalist zich, zonder dat hij dat met zoveel woorden zegt, opwerpen als advocaat van de duivel. Dan zal hij op jouw uitspraken met kritische tegenwerpingen komen. Dat doet hij niet per se om jou te pesten, maar om door discussie het onderwerp helder op tafel te krijgen.